maandag 1 september 2025

Dag 15 – zondag 31 augustus: Vaison-la-Romaine

Bij de fysio moest ik, zo’n 8 weken na mijn tweede heupoperatie, op een zacht wiebelkussen staan op één been en dan mijn evenwicht zien te houden. Na een paar keer oefenen lukte dat zowaar. De balans was dus prima in orde. Onthoud dat even.

Het was een stralende dag, met een strakblauwe lucht. Perfect dus voor een toertje rond de Mont Ventoux. Zoals te verwachten, wemelde het van anderen die hetzelfde idee hadden, maar dan op de fiets. Als mieren op een rij zwoegden ze zich naar boven, de een nog fanatieker dan de ander. De weg slingerde zich omhoog tot de top op 1910 meter. Sommigen zeggen dat dat niet klopt, dat het 1911 of zelfs 1912 moet zijn, maar inmiddels is vastgelegd dat het echt 1910 is. Je kunt natuurlijk de top van de toren meerekenen, en dan kom je hoger uit, maar dat is zelfbedrog. Ons maakte het niet uit, we vonden het alleen maar allemaal prachtig. Die wielrenners, die hebben geen gewone spieren, nee, die hebben staalkabels in hun benen. Wat een kanjers. Waar wij in Nederland enigszins geringschattend kunnen spreken over mamils (Middle Aged Men In Lycra) kun je ze hier alleen maar lof toezwaaien. Er zijn altijd uitzonderingen: vlakbij de top fietste een dame met grijzend haar van naar schatting 60+, die ogenschijnlijk zonder een enkele inspanning naar boven kwam, op iets wat op een omafiets leek. Het rieten mandje met bloemenslinger ontbrak er nog aan.

De uitzichten waren weergaloos. Op foto’s zie je er echter niet veel van, het is moeilijk zo’n ervaring digitaal te vangen. Maar het staat in ons geheugen gegrift. We waren gekomen vanaf de noordwestkant, en reden er dus weer naar beneden via de zuidoostkant. Een totaal andere vegetatie, met veel meer groen, maar ook al zo mooi. En overal fietsers. Het was voor ons dus goed uitkijken geblazen met inhalen, soms kwamen ze met 65 km per uur naar beneden suizen. Heel af en toe fietste er iemand zonder helm, en dan riepen wij heel hard ‘HELM!’ Niet dat het hielp.

Rond lunchtijd reden we Sault binnen. Bert had al de hele tijd gezegd ‘Better call Saul(t)’, maar dat kwartje viel bij mij pas toen we het stadje binnenreden. Het was in eerste instantie vrij duidelijk gericht op het fietstoerisme, maar toen we wat verder liepen kwamen we op een alleraardigst pleintje met verschillende restaurantjes. Bingo! Er was zowaar een tafeltje vrij, wel onder de bomen maar toch grotendeels in de zon. Of we dat erg vonden? Nee hoor, helemaal niet. We waren allang blij dat er plek was. We hebben er goddelijk gegeten, voor een bedrag waar je in Nederland misschien net een hamburger en een cola krijgt. Het is voor ons een deel van de vakantiepret, deze culinaire uitspattingen. Er wordt vaak nog zoveel werk van gemaakt, men neemt de tijd iets bijzonders op tafel te zetten. Hoewel je ook hier nu om de oren geslagen wordt met de Caesar/Ceasar/Cesar salade (in al deze mogelijke spellingsvarianten) en, daar is ie weer, pasta carbonara. De Aïoli was in elk geval voortreffelijk: gegrilde vis met geblancheerde groenten, enkele gekookte krieltjes en een perfecte aïoli met heul veul scherpe knoflook. De clafoutis, waar soms door recensenten wat lacherig over wordt gedaan, was rijkelijk gevuld met - uiteraard verse- perziken. Jammie.

Aldus goed gevuld reden we terug naar huis. ’s Avonds hadden we genoeg aan een stukje brood met kaas (en de plaatselijke rosé natuurlijk). Voordat we de nacht ingingen prepareerden we de tent. Het zou flink gaan onweren, er was zelfs een noodwaarschuwing uitgegaan, dus het was belangrijk alles zo in te richten dat we zonder problemen onze ochtendkoffie konden maken. Maar de lucht was rustig, dus we bleven nog een tijdje buiten zitten lezen. Om een uur of tien hielden we het voor gezien. Gelukkig was er geen druppel gevallen.

Om middernacht, ik moest er even uit om te plassen, was het nog steeds droog. Twee uur later werd ik weer wakker doordat Bert nogal lag te draaien. Ik begreep er niets van, hij slaapt nooit zo onrustig. Toen ik de binnentent opendeed om de zaklamp te pakken schrok ik: de tent stond vol water! Wat bleek: we lagen op een waterbed. Er stond 10 centimeter water, en dat was onder het zeil van de binnentent doorgelopen. Het onweerde ook meer dan verschrikkelijk. Bert was inmiddels ook wakker, en we besloten direct belangrijke spullen mee te nemen en in de auto naar boven te rijden. Er is hier ook een rivier naast de camping, veel te gevaarlijk. Het was een hele toer de tent uit te komen. Probeer je evenwicht maar eens te bewaren als alles beweegt, dat valt niet mee. Zelfs niet als je dat bij de fysio geoefend hebt. Maar uiteindelijk zaten we in de auto. Het pad was een kolkende rivier geworden, en we zagen bijna niks. Boven, bij de bar, brandde licht. Ze hadden alles opengegooid om te kunnen helpen waar nodig. Wij mochten in een van de tenthuisjes slapen, en gewapend met een paraplu van de zaak plus een fles drinkwater reden we opnieuw door de stromende regen op zoek naar huisje nummer 21. Daar was schoon beddengoed, er was stroom en het was er droog. We waren zelf drijfnat, maar kropen toch maar zo onder de dekens. Waar Bert begon te zingen: ‘Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan heeft de kraan open laten staan’ 😁













6 opmerkingen:

  1. Jeetje, wat een avontuur! Fijn dat ze een huisje voor jullie hadden! Hopelijk regent het nu niet meer. Is er nog iets droog gebleven?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nou, onze kleren? Verder was het een redelijk drama!

      Verwijderen
  2. Nou dat is wat minder leuk zeg. Hopelijk goed weer vandaag zodat de boel kan drogen!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Gisteren dus 😁. Realiseer me net dat dit stukje van zondag is en niet van maandag.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Morgen post ik het vervolg. Laten we zeggen dat het niet meeviel om alles schoon te krijgen...

    BeantwoordenVerwijderen

Dag 35 – zaterdag 20 september: Dijon – Groningen en nabeschouwing.

Het kamperen is voor ons niet alleen een reis van de ene plek naar de andere, maar ook een reis door onze herinneringen. Niet zozeer door he...