dinsdag 23 september 2025

Dag 35 – zaterdag 20 september: Dijon – Groningen en nabeschouwing.

Het kamperen is voor ons niet alleen een reis van de ene plek naar de andere, maar ook een reis door onze herinneringen. Niet zozeer door het kamperen zelf, maar wel door de spullen die we gebruiken. Veel attributen gaan al tientallen jaren mee, zijn nog van mijn moeder geweest of al lang geleden door ons aangeschaft. We hebben maar eens het een en ander op de foto gezet.



De koffiefilter was van mijn moeder. Hij hoort tot de standaarduitrusting en is al zeker 60 jaar oud. De bekers hebben we in 2010 meegenomen uit Yellowstone.

Het aluminium windscherm gaat ook al zo'n 50 jaar mee. Vroeger, toen we nog met de rugzak trokken, maakten we er zelf een van tentdoek en fietsspaken. Lichtgewicht.


Deze stokbroodzak, ruim 40 jaar geleden door mij gemaakt, doet het nog steeds prima. Ondanks het gaatje, door een hongerig muisje er ooit ingeknaagd. Het brood blijft er verrassend knapperig in.

Dit aluminium medicijnpotje doet al tientallen jaren dienst als zoutpot. Het is 8 cm hoog en dus groot genoeg.

Van mijn moeder geweest. Zeker 60 jaar oud.

Door ons gekocht rond 1977 en inmiddels behoorlijk versleten. 

Dit mes kreeg ik van mijn vader toen ik een jaar of 13 was. Ik ging op schoolkamp en hij vond het belangrijk dat ik een goed mes had. Blijft altijd scherp, zei hij. En dat klopt, nog steeds. Gewoon gekocht bij...V&D.

Soeplepel klein formaat, ook van mijn moeder. Gaat altijd mee. 

Dit pollepeltje uit mijn moeders collectie, zelf verkleind, was gebroken. Ik heb het gerepareerd met heel dun ijzerdraad, daarna heeft ze het nog lang kunnen gebruiken. Zit ook standaard bij onze uitrusting.


Het was indertijd een rib uit ons lijf, dit opvouwbare afwasbakje: Fl.25 (omgerekend nu zo'n €10 denk ik). Maar wat een plezier hebben we ervan! Tegenwoordig koop je ze met handige hengsels eraan. 


Deze vreemdgevormde messen kocht ik ooit bij V&D in de opruiming. Het zijn ideale smeermessen. Een biefstuk moet je er niet mee snijden.

De pannengreep, hoort bij onze pannenset die we ook al bijna een halve eeuw gebruiken. 

Met al deze spullen en nog veel meer begonnen we vanochtend aan de terugreis. We checkten al om iets over achten uit bij het hotel en reden vol goede moed het uitermate rustige Dijon uit. Het verliep allemaal voorspoedig, behalve dan wat langzaamrijdend verkeer in de omgeving van Metz, en om één uur waren we bij de Luxemburgse grens. Waar we helemaal vastliepen, we konden geen kant op. Met meer dan anderhalf uur vertraging reden we uiteindelijk het land binnen. Een groot bord wees ons de goede richting: Bruxelles - Luik. Kon niet missen, en dat vond de navigatie ook. Alleen, de weg was afgesloten. Helemaal. Ok, dan zullen er toch wel omleidingsborden staan? Nee dus. Op dat moment vervloekte ik mezelf dat ik de overzichtskaarten van Duitsland en Nederland thuis had gelaten. Want we hadden geen idee hoe nu verder. De navigatie wist het duidelijk ook niet. Op goed geluk reden we maar een weg op, maar nergens stond iets aangegeven. Dan maar naar Trier, besloten we, dan zien we daar wel verder. Wel jammer dat we nu de goedkope benzine misten, maar op een heel vakantiebudget maakt dat ook niet uit. Het was een prachtige weg, door de Eiffel, en de Here We Go gaf aan dat we via Keulen en Düsseldorf zouden rijden. Prima. We hadden intussen wel trek gekregen, de auto had ook dorst en dus stopten we bij een benzinestation. Waar de benzine €1,49 kostte...We zaten dus toch nog in Luxemburg. Mazzel!

Hoe het nu precies ging weet ik nog steeds niet, maar opeens zaten we bij Venlo. En ja, dan is het nog maar een paar uur rijden. Om precies drie minuten over zeven reden we het woonerf op. Waar we meteen hartelijk ontvangen werden door enkele buren. Leuk thuiskomen is dat! We haalden de auto deels leeg, de rest kon morgen wel. De reis zat erop.


Nabeschouwing.

Het was lange tijd onzeker geweest of we deze reis zouden kunnen maken. Het herstel na mijn heupoperaties verliep niet altijd even voorspoedig, en kamperen is gewoon best pittig in zulke omstandigheden. De tent zelf is relatief zwaar, zeker ook waar het opzetten en afbreken betreft. Maar dat lukte wonderwel, zeker omdat Bert veel op kon vangen, en ik kon fysiek veel meer dan ik van tevoren had kunnen bedenken. Het slapen ging ook redelijk tot goed, de dikkere slaapmat was een uitkomst. Ik heb ontzettend veel gelopen en geklommen. Hoewel ik echt wel pijn heb gehad is het geen seconde in me opgekomen om dan maar naar huis te gaan. Het was beslist even zwaar tijdens en na de overstromingen in Vaison, maar ook dat hebben we goed overleefd. Wat het weer betreft hebben we, afgezien van wat regendagen aan het begin en een paar keer tussendoor, niet te klagen gehad. Het is een paar dagen erg warm geweest maar over het algemeen was het juist heerlijk met zo'n 23 tot 28 graden. We hebben voor de zoveelste keer nieuwe gebieden ontdekt, terwijl we er al een halve eeuw rondrijden. Heel bijzonder. De Alpen waren schitterend, daar hadden we graag wat langer willen blijven als de weersvooruitzichten geen noodweer voorspeld hadden. Het allerleukste winkeltje van de vakantie was ook daar, in La Chapelle-en-Valgaudémar. Ze hadden er alles wat je nodig had en bovendien de allerlekkerste saucisson ooit.

De campings waren erg wisselend qua bezetting. In de Alpen stonden veel tenten en weinig campers/caravans, bij Vaison hadden we mede-tentkampeerders en zowel op La Sousta in Remoulins als op La Magerie in Roche sur Grâne voerden de blokkendozen de boventoon. Dat gevoegd bij het feit dat de gemiddelde leeftijd tussen de 70 en de 80 lag, geeft al aan dat het een nogal suf gebeuren was. Waar je op een tentencamping 's avonds allemaal mensen gezellig buiten ziet zitten, bij een sfeerlichtje, is het doodstil op een tentloos terrein. Iedereen duikt bij de eerste de beste schemer het huis in. We misten de reuring van kinderen en jongere mensen. Maar ach, we raakten toch wel aan de praat zo hier en daar, en uiteindelijk gingen we ook niet voor de sociale contacten.


Al met al hebben we er intens van genoten: het kamperen, het reizen, de prachtige tochten, de kampeerkoffie en het glaasje wijn. Voor geen goud hadden we het willen missen. We blijven tentkampeerders in hart en nieren. Het was een geweldige reis en vooral, het is allemaal gelukt!


Dank aan alle meelezers, en wie weet tot een volgende keer.



Les Marines 
La Chapelle-en-Valgaudémar (Alpen)


Les Voconces
Vaison-la-Romaine (Drôme)


La Sousta
Remoulins (Gard)

La Magerie
La Roche-sur-Grâne (Drôme)



































zondag 21 september 2025

Dag 34 -vrijdag 19 september: La Roche S/ Grâne – Dijon (Hotel Les Halles)

Met enige weemoed pakten we vanmorgen de spullen bij elkaar. Voor we aan deze vakantie begonnen was het voor ons onzeker of het wel zou lukken allemaal. Normaal gesproken als je jong en gezond bent merk je het niet zo, maar kamperen is hard werken. Het opzetten van de tent kost best wat kracht, en je bent natuurlijk continu bezig met laag-bij-de grond werken. Maar, tegen de verwachting in, kon ik met mijn nieuwe heupen eigenlijk alles. Ik heb er ik weet niet hoeveel pennen ingeslagen, gootjes opgezet, lijnen gespannen, noem maar op. Qua beweeglijkheid geen enkel probleem. Mijn rug(spieren) waren het er alleen niet zo mee eens, evenals de slijmbeurzen op mijn heupen. Die dingen samen zorgden wel voor het nodige ongemak. Dat heeft duidelijk meer tijd nodig. Bert is gelukkig heel sterk, die kon het broodnodige sjor- en stouwwerk doen en ik kan niet anders zeggen dan dat we een goed team waren.

Goed, na rustig ontbeten te hebben pakten we alles dus voor de laatste keer in de auto en om 11.45 reden we weg, richting Dijon, waar we een hotel net buiten het centrum geboekt hadden. Het was niet ver, een kleine vier uur rijden dus goed te doen. Dat wil zeggen, normaal gesproken. Want we liepen volledig vast, zo’n anderhalf uur voor Lyon. We stonden gewoon stil. Files om U tegen te zeggen. Uiteindelijk kwamen we om half zes bij het hotel aan, waar we heel vriendelijk ontvangen werden door een meisje aan de balie. Het zag er allemaal behoorlijk nieuw uit, heel verzorgd en met een mooie binnentuin. We konden voor de deur onze spullen vast uitladen, en daarna de auto naar de parkeergarage dichtbij rijden of de auto op straat parkeren. Nou, die garage kenden we nog van de heenweg. We hadden er ik weet niet hoe lang naar gezocht, maar nu wisten we hem wel te vinden. Op straat was alles bezet. Dus nadat we onze spullen op de kamer hadden gedropt – die kamer was trouwens super, niet groot maar alles wat we nodig hadden was aanwezig, en dat voor €86 per nacht – wilden we de auto wegbrengen. En, je gelooft het niet, recht tegenover het hotel was een parkeerplaats vrijgekomen! Die hebben we natuurlijk direct benut, en zo stonden we voor €3 ook praktisch gratis tot de volgende ochtend. Wat een bof.

We hadden die avond gereserveerd bij restaurant Pourquois Pas. Oudste dochter en haar man zijn groot fan van dit restaurant, en dat wilden wij ook wel eens ervaren. Het was een minuut of tien lopen, en om half acht meldden we ons daar. Het zag er gezellig en smaakvol ingericht uit, met blankhouten tafels. Enigszins tot onze verbazing werden we de kelder ingeleid, waar nog één ander stel zat. Dat was de afdeling chique. Bijzondere kroonluchters, stemmig zwarte tafelkleden. Een ontzettend vriendelijk en deskundig meisje kwam onze bestellingen opnemen. Ze rende de hele avond trap op trap af, ze moest wel een ijzeren conditie hebben. We begonnen met een glas Kir, dat was zeker 45 jaar geleden dat we dat gedronken hadden. Lekker! De gerechten waren allemaal zeer smaakvol en ook prachtig opgemaakt. Haast jammer om het op te eten. Voor een toetje had ik geen plaats meer, maar Bert liet zich niet kennen en at het tot de laatste kruimel op.

Geheel voldaan liepen we de trap op naar boven, en daar bleek het helemaal vol te zitten. Heel gezellig zag het eruit allemaal, een groot verschil met de stemmige ruimte beneden. Dat zou ik een volgende keer dus anders doen, en vragen om een tafel boven. Maar verder: top!

We wilden eigenlijk nog even naar het Place de la Liberation lopen, maar de rug zei STOP. Dat kwam goed uit, want we waren allebei moe van de dag. En een echt bed, dat lonkte ook…




Binnentuin van het hotel








Dag 33 – donderdag 18 september: Roche S/ Grâne

De laatste dag voor vertrek naar huis. Morgenochtend na het ontbijt breken we de tent weer af, die ons bijna vijf weken onderdak verschafte. Het was dus een beetje afkicken vandaag. We besloten tussen de middag nog ergens te gaan lunchen, zodat we vanavond niet veel meer hoefden te doen.

In het dorpje Mirmande waren twee restaurants, en er zou er vast wel een plek hebben. Zo gezegd zo gedaan, en om 12.15 stapten we in de auto. Google Maps had een leuke binnendoor route aangegeven terwijl Here We Go ons een stuk om liet rijden. We kozen dus voor de eerste. Op een goed moment zag ik dat we een afslag gemist hadden, dat heb je als je zoveel zit te praten. We moesten wel 5 km terugrijden, om uit te komen bij een volstrekt onbeduidend landweggetje. Ok, komt wel vaker voor. We kwamen langs een huis, toen door een stuk bos, en toen werd de weg slechter en slechter. Gelukkig waren we niet de enigen, er kwam een Franse postauto achter ons aan. Na een tijdje lieten we hem maar even voorgaan, en we hobbelden vrolijk verder. Tot we niet verder konden. We stonden stil toen we bij een huis kwamen waar de postauto net weer terugdraaide, in de richting waar we vandaan kwamen. Bert ging maar eens even vragen of dat Mirmande nog ver was en of we wel goed waren. Nee, helemaal niet. Want deze weg liep dood, en we moesten helemaal terug naar het punt waar we juist omgekeerd waren vanwege de gemiste afslag. Inmiddels was het bijna één uur, en nu nog doorrijden naar Mirmande zou vrijwel zeker betekenen dat we te laat waren. Dus reden we maar naar Marsanne, waar we neerstreken in wat we hier in Nederland een vreetschuur zouden noemen. Ach, zo erg was het nu ook weer niet, maar toch wel de slechtste gelegenheid waar we gegeten hebben. Wie zei ook weer dat een papieren kaart zo handig was?

Terug bij de tent werkte ik het blog bij terwijl Bert in zijn boek dook: Het kleedje voor Hitler. Hij kan het haast niet wegleggen, zo geboeid als hij er door is. Zelf ben ik bezig met Weemoed van de reiziger, van Jan Brokken. Ook zeer de moeite waard, en daar nam ik na de schrijverij dus uitgebreid de tijd voor. Voor het laatst genoten we van de kaasjes en de plaatselijke rosé, terwijl we uitkeken op Les Trois Becs in de verte, over de uitgebloeide lavendelvelden heen. Wat een wereldplek.

’s Avonds maakten we nog wat puzzels uit het Bosatlas puzzelboek, maar we kregen het nét niet uit. Thuis maar afmaken dus, en dan gauw deel 3 aanschaffen. Toen voor de laatste keer de hele ceremonie van tent afsluiten en in de slaapzak kruipen. Oogjes dicht en snaveltjes toe.







donderdag 18 september 2025

Dag 32 – woensdag 17 september: La Roche S/ Grâne

De herinneringen aan Colorado drongen zich aan ons op vandaag. De bergen, de bossen, het ruige landschap. Ten eerste was Bert een boek aan het lezen dat zich in die contreien afspeelt, en dus passeerden alle plekken waar we zo vaak geweest waren de revue: Bear Lake, Telluride, Estes Park om maar wat te noemen. Elke keer als hij zoiets tegenkwam in ‘De Dichter’ van Michael Connely moest hij dat even kwijt en haalden we herinneringen op aan die fantastische reizen. Ten tweede deed het landschap, of beter het berggebied, ons ook zónder de link naar dat boek erg denken aan de woestheid en onherbergzaamheid van Colorado. Ik heb het over de Vercors, een hoog plateau in de Franse Voor-Alpen.

We waren er eerder geweest. Zo’n 35 jaar geleden schat ik. De jongste had net haar A-diploma, en elke ochtend dook ze, samen met haar zus, zodra het zwembad op de camping open was, het water in. Feest! Maar er moest ook gewerkt, of liever, gewandeld worden. We maakten onder andere een stevige wandeling naar de Mont Aiguille, heen en terug zo’n 8 uur lopen met veel hoogtemeters. De jongste zat een deel van de route vast aan een touw omdat ze alle kanten opging en het was hier en daar best steil. Bovenaan, onder de flank van de berg, lunchten we met het brood, de kaas en de worst die we bij ons hadden. Het woei er hard en het was een koude wind dus we trokken allemaal onze dikke fleece-jacks aan. De oudste droeg haar eigen rugzak. Bij terugkomst waren wij afgeknoedeld, en holden de kinderen voor ons uit naar de camping: ‘Wij gaan verstoppertje spelen hoor!’ Weg moeheid, weg ‘duurt het nog lang?’

Vandaag hielden we het bij een rondje met de auto. Vanuit La Grâne reden we naar Die, en daar doken we het plateau op. Er stonden enkele collen op het programma, en aan mij de eer die te rijden. De eerste was de Col de Rousset. Niet eens zo hoog met 1254 meter, maar als je maar laag genoeg begint is het toch een hele klim. En vooral veel haarspeldbochten natuurlijk. Het stelde ons niet teleur, het was prachtig. Het was wel overduidelijk een skigebied, en dat gold voor de hele route van vandaag. Erg druk bereden was het niet, af en toe kwam er een kudde motoren naar beneden maar dat was het wel zo’n beetje. Hierna pakten we nog mee de Col de la Bama, de Col de la Portette (nee, geen typfout, zonder extra r) en de Col de la Bataille. Wat een fantastisch berglandschap! Wel jammer dat er langs de route geen enkele gelegenheid was iets te drinken of te eten, en daar hadden we wel een beetje op gerekend. Na al dit moois reden we dus door naar Chabeuil, om de schade daar in te halen. Het was al vier uur, dus we hielden het bij iets lekkers van de bakker en een kop koffie in het café. Het parkeerstysteem, tegenover de Mairie, was hetzelfde dat we vorig jaar in Cotignac ook gezien hadden. Je rijdt je auto het vak in, en op de stoep staat een meter die de tijdsduur aangeeft (hier 60 minuten). Zodra je staat begin de tijd te lopen, er is geen ontsnappen aan. Slim! Ik weet alleen niet wat er gebeurt als je de tijd erg overschreden hebt – dat wordt dan in rode cijfers aangegeven. Misschien wordt je nummerbord dan gefotografeerd? 

Voor we naar de camping teruggingen wilden we nog even naar het dorpje La Roche, dat zo idyllisch boven de heuvel ligt. Via glibberige treden, uitgehakt in de rotsen met gelukkig hier en daar een leuning, klauterden we naar boven. Het was niet erg goed onderhouden, maar wel authentiek. Vergeleken met Crestet, waar we eerder deze reis waren, stelde het niet veel voor. Er waren ook veel nieuwere huizen tussen gebouwd, en tot onze verbazing zagen we daar auto's bij staan. Wat bleek: we hadden gewoon via de weg kunnen lopen! Maar ach, dat was lang zo spectaculair niet geweest. We namen dezelfde route dus terug naar beneden. Deze kon afgevinkt.






In de bosrand, met wat bovenin wat witte plekjes,
is onze camping zichtbaar 

’s Avonds aten we de rest van onze schaapherderspot, die we dankzij de koelbox een dagje extra hadden kunnen bewaren. Na het eten en de afwas zaten we nog heel lang, tot ver na zonsondergang, gewoon voor de tent samen te genieten van deze mooie en rustige plek. Uiteindelijk deden we toch de lamp maar aan, we moesten immers nog wat puzzels maken. Maar dat hielden we niet lang vol deze keer. Er zijn er nu nog acht over. Misschien morgen, of misschien ook niet. We zien wel. In elk geval heb ik van mezelf een certificaat gekregen voor alle Cols die ik ondanks mijn hoogtevrees toch maar mooi in de pocket heb.



















Deze en vorige foto: Sabeuil











Dag 35 – zaterdag 20 september: Dijon – Groningen en nabeschouwing.

Het kamperen is voor ons niet alleen een reis van de ene plek naar de andere, maar ook een reis door onze herinneringen. Niet zozeer door he...